GESCHIEDENIS VAN OENKERK, GIEKERK EN WIJNS
hoofdstuk 4
ds.
De Nie
4. Geestelijke
stromingen
We vatten nu de draad in de rij van predikanten weer op. Ds. Hemsing,
over wie we het al gehad hebben, stierf in 1790, na 46 jaar trouwe
dienst alhier. Na hem stond, slechts van 1790 tot 1795, Ds. Annius
IJpeij in onze dorpen. Deze was een groot geleerde, die spoedig
professor is geworden en vele belangrijke werken over de
Kerkgeschiedenis van Nederland heeft geschreven.
Na Ds. IJpeij kwam van 1796 tot 1802 Ds. G. v.d. Tuuk, voordien
predikant op Schiermonnikoog. Deze maakte de moeilijkste jaren van de
Franse tijd mee. Trouwens ook zijn opvolger Ds. Snetlage, 1803-1810,
kreeg zijn deel hiervan mee.
Dan komt weer één die vele jaren achtereen, tot zijn dood toe, hier
gewerkt heeft, namelijk Ds. B.H. Habbema, voordien predikant te
Buitenpost. Van 1810 tot 1851 is hij hier geweest, 41 jaar. Bij hem sta
ik iets langer stil, omdat in zijn tijd de afscheiding plaats vond en
de Gereformeerde kerk alhier gesticht werd. Ook Ds. Habbema leren we al
in de laatste jaren van zijn studententijd kennen als iemand die zijn
taak ontvangt uit handen van Jezus Christus en de liefde tot Hem als
het allervoornaamste ziet. Ik vond namelijk in de Prov. Bibliotheek te
Leeuwarden zijn Album Amieorum. Net zoals veel meisjes nog hun poësie
album hebben waar de vriendinnetjes hun versjes in schrijven ter
gedachtenis, bestond in die dagen de gewoonte een album te hebben,
waarin aan het einde van de studententijd de beste vrienden een
herinneringsvers schreven, Meest in het Latijn, maar ook in het
Hollands. Toevallig is dit Album Amieorum (album der vrienden) van Ds.
Habbema, keurig in leer gebonden, bewaard gebleven. We leren hem ook
uit de mond zijner vrienden dan al enigszins kennen. En horen iets van
wat hij en zijn vrienden innerlijk gevoelden. Eén schrijft:
Vaart wel, mijn vriend, wij moeten ons
verlaten,
't is zalig dat men Jezus mint, wat zal 't anders baten.
Vaart wel mijn, wij hebben ons oprecht bemind,
Jehova zij de eere.
Gij zult in het kort vertrekken gaan, wel naar uw vaderland.
Gij hebt uw werk hier haast gedaan, Gij wordt dan predikant.
Wij hebben 't Academiejaar aan tafelraam gezeten,
en zonder twisten met elkaar 't middagmaal gegeten.
Gij zult dan nu in 't kort voortaan
deez' blijde boodschap roepen gaan:
de Goedheid Gods die roopt:
die geen geld heeft, koom' en koopt,
al wat gij kunt begeren,
het zal uw nooirt ontbeeren.
Koomt, went u maar tot mij!
Ik zal u maken vrij!
A. Breman, theol. stud.
Groningen 15-5-1798
Dit was één der symphatiekste verzen die ik er in las en één der
persoonlijkste. Ook hier de liefde tot Christus en het weten van de
Genade Gods, die ons armen, die uit ons zelf niets bezitten, om niet
zegent en ons vrij maakt. Tegelijk beluisteren we ook een enigszins
andere toon, waarvan ik u hier een voorbeeld geef:
"Mijn vriend! Smaak
ongestoord de beste zegeningen.
't beminlijkst kroost moge u al dartelend omringen.
Geniet de grootste vreugd van 't zelve in rijper tijd!
In 'd eedle schauw der deugd blijv' steeds uw harte veilig.
Haar voorschrift blijf uw doel, haar wet u altoos heilig.
Dan wagt u 't beste loon bij God in d'eeuwigheid.
F. Bekuis
Groningen 14-10-1798
Hier is de plaats van Jezus Christus als persoon eigenlijk ingenomen
door het onpersoonlijke begrip: de deugd. De deugd wier wet we volgen
en wier doel ons heilig is. Dat is echt de geest der tijds!
De deugd, het algemeen welzijn, het nut van het algemeen, vele gezangen
uit de oude bundel, die uit deze tijd stammen, staan er vol van.
Als Ds. Habbema hier staat, leren we hem uit de notulen van zijn hand
kennen als een ongelooflijk accuraat, plichtsgetrouw, bedaard en
oprecht man, bij wie echter het vormlijk, het deugdzaam stijve
overheerst. Het is een eerbiedwaardige verschijning, die het
beste met iedereen voorheeft en zijn Heer op zijn wijze oprecht
en ernstig dient! Hij is een ontzaglijk precies man, aan kerkelijke
wetten en voorschriften houdt hij zich stipt, op het humanistische af.
Een staaltje hiervan. In 1831 stelt de Synode vast dat het hele jaar
door catechisatie moet worden gegeven. Die bepaling staat er nog tot op
de huidige dag. Als een slag in de lucht. Wat doet Ds. Habbema?
Vroegtijdig, zegt hij, heb ik mijne leerlingen met het synodaal besluit
op de hoogte gebracht. En dat niet alleen, maar ook ene dringende
opwekking daartoe gevoegd, zich nu met de hoop vleiende dat hieraan
voldaan zoude worden en zulks ene gunstige uitwerking zoude hebben. De
uitslag had echter geenszins aan de verwachting beantwoord, daar het
grootste gedeelte zijn Eerwaarde verlaten had. Het aantal der weg
blijvenden nam iedere week toe, tot het zich eindelijk tot één
bepaalde, die daarna ook was teruggebleven. Derhalve was het ondoenlijk
geworden om verdere voortgang te kunnen maken! Ja allicht, het zou
alleen bij wijze van alleenspraak kunnen. Typerend is, dat Ds. Habbema
het ijverig en getrouw ieder jaar opnieuw probeert, met precies
dezelfde ervaring en erin plechtstatige bewoordingen melding van maakt.
Waarom? Omdat de wet nu eenmaal zulks voorschrijft. Hier heeft het
enigszins de schijn alsof de mens er voor de wet zou zijn, i.p.v. de
wet voor de mens!
Voorschriften, regelementen en missives in alle eer en deugd en
strakheid zijn uitermate belangrijk voor hem. Uit de stijl der notulen
leren we hem als een echt regelementair man kennen. Het doet alles
strak en onpersoonlijk aan. Het treft mij in dit verband ook, dat Ds.
Habbema in het notulenboek van de kerkeraad vrijwel elk verslag van de
vergadering begint met: De vergadering, met het Gebed geopend. Niet
met gebed geopend, maar met het gebed, ook dit onpersoonlijk, formeel.
Toch mogen we hem om al deze dingen niet al te hard vallen, want aan de
geest des tijds kan maar een enkeling zich onttrekken. Maar jammer is
het, want er is een groep in de gemeente, die een andere kant op wil.
Misschien zijn deze mensen in zeker opzicht erfgenamen van het inwendig
volk, dat we in 1750 leerden kennen, die de geest boven de letter en
het regelement stelden, Die het ware leven in deze grote vormelijkheid
misten. Maar zij hadden ook andere bezwaren. Tegenover die eedle
...... der deugd wilden zij de oude
belijdenisgeschriften in letterlijke zin in
ere hersteld zien; zij meenden dat dit de beste garantie was, om het
gebedsleven zuiver te bewaren en te beschermen tegen allerlei
afdwalingen en verwateringen.
Het ongeluk was echter, dat deze mensen dusdoende de
belijdenisgeschriften tot een soort van onfeilbare Bijbel maakten en
dat zij vervielen in de fout de letter zo te benadrukken, dat de geest
opnieuw in de verdrukking kwam. Bovendien zijn ze niet vrij gebleven
van de menselijke verleiding der hoogvaardigheid: zij waren de ware
Christelijk Gereformeerde Kerk en de rest was een afvallige secte en
deugde niet.
Toch was een man als Ds. Habbema ongetwijfeld rechtzinnig in de leer en
de gemeente ook. Men kan hen absoluut niet vrijzinnig in de moderne zin
noemen. Maar een strakke binding aan de belijdenisgeschriften kenden
zij niet.
Begin 1834 wordt er al roering in de gemeente Oenkerk merkbaar.
December van het vorig jaar was Piter Klazes de Boer tot diaken
verkozen. En vroeger was het plicht om zoiets aan te nemen, maar de
Boer weigerde. Hij wilde niet alleen, er moest een diaken bij en
bovendien jaarlijks aftreden. Toendertijd had iedere gemeente een
ouderling en een diaken. Hij was hiertoe door anderen opgeruid, die op
die manier zelf in de kerkeraad wilden komen. De Boer zei: "Ik heb het
beste deel der gemeente achter mij". De kerkeraad, de spanning kennende
en bang voor scheuring, komt tenslotte met een voorstel dat min of meer
een compromis is. In Oenkerk komt er een diaken bij, maar dan ook een
ouderling! En voortaan is er een zittingstijd van twee jaar in plaats
van drie jaar. De Boer gaat hiermee accoord en het gevaar van scheuring
is bezworen.
Tijdens al deze gebeurtenissen veroorzaakte Ds. de Cock een groot
rumoer in den lande, door zijn felle optreden en zijn uitvaren tegen de
predikanten. Op 29 mei 1834 werd hij afgezet en werd de vader der
afscheiding. Pas eind 1835 (13 december) scheidt zijn eerste
geestverwant zich van onze gemeente af. Het is Reinder Gerbens van
Wieren, die elf jaar tevoren in Oenkerk lidmaat geworden was. Hij is
dus de eerste Gereformeerde. Diaken de Boer gaat pas in 1845 met zijn
vrouw tot de Gereformeerden over. Typerend voor Ds. Habbema is de
manier waarop hij deze zaken behandelt. Reinder v. Wieren had een brief
van de volgende inhoud naar de kerkeraad gestuurd:
Wij ondergetekende, lidmaten en
aanhangers der ware Geref. Kerk in Ned. verklaren bij dezen vrijwillig,
dat wij ons met onze kinderen op grond van Gods woord en de daarop
gegronde geloofsbelijdenis onzer kerk art. 28 en 29, afscheiden van
het Herv. kerkbestuur en het daardoor geregeerd wordend genootschap.
Totdat gij lieden weer met ons terugkeert tot de waarachtige leer en
tucht en godsdienst uitgedrukt in onze formulieren van Enigheid volgens
art. 2 van het algemeen regelement onzer sekte, verklaren wij niet meer
tot u lieder genootschap te behoren en verlangen dat onze namen in de
boeken geschrapt worden en openlijk van de kansel afgekondigd.
W.G. R.G.
v. Wieren
V. Wieren heeft kennelijk gebruik gemaakt van een bestaand voorbeeld
van zo'n brief. Wat doet de kerkeraad? Ds. Habbema merkt op dat dit
"libel" niet duidelijk en volledig is en niet naar behoren gesteld,
omdat het van wij ondergetekende spreekt en maar één ondertekenaar
heeft. Bovendien ontbreken datum en plaats. Daarom wordt dit stuk niet
in bespreking genomen en aan deze inzender daarvan kennis gegeven.
Dit doet ons toch wel erg formeel aan! We vinden geen woord over
samenspreking of een gesprek van de kerkeraad over de achtergrond van
deze dingen. We weten natuurlijk niet hoe de verhoudingen precies
waren. Misschien was elk gesprek met deze mensen wel praktisch
onmogelijk. Maar de formele houding van Ds. Habbema zal de
verstandhouding niet bevorderd hebben.
Op 22 december 1835 komt een nieuw adres, nu van datum voorzien en met
19 ondertekenaars. De inhoud is ongeveer gelijk. Het zal u
interesseren om de namen van deze personen, die de grondslag hebben
gelegd voor de Gereformeerde gemeente in onze dorpen, te horen. Niet
allen zijn lidmaat, er zijn enkele doopleden bij. Het zijn uit Oenkerk:
Johannes Fokkens, Ate Joh. Fokkens, Reinder Gerbens v. Wieren, Jacob
Aukus Sikma, Jacob Gerks Sikma, Jan Lijkeles v.d. Vien, Hendrik Gerks
Sikma Jan Jans Kroese, Haaije Rintsjes v.d. Meulen, Liepke Joh. Fokkens
en hun vrouwen.
Ongeveer tegelijkertijd komt ook een apart stuk binnen van één persoon
uit Giekerk, te weten Sijmen Gosses Algra. En kort daarop
nog één van Hijlkje Klazes Veenstra, nog bewaard, gedrukt premutier.
Dit is ook in het meervoud gesteld en heeft maar één ondertekenaar. Ook
dit wordt door Ds. Habbema onvolledig geacht en niet in discussie
gebracht!
Het eerste gebouwtje waarin de Gereformeerden samenkomsten hielden
stond aan de achterweg te Giekerk. Pas veel later werd de Gereformeerde
kerk te Oenkerk gebouwd. Over de groei van de Gereformeerde Kerk weet
ik weinig, daarvoor zou ik het archief der Gereformeerde Kerk moeten
raadplegen, misschien dat dit ook iets meer bevat over de geestelijke
achtergrond, want daarover is in onze notulen niets te vinden. Ik weet
alleen dat in 1857 in Giekerk 331 Hervormde wonen en 109
Gereformeerden. In Wijns 142 Hervormden en 3 Gereformeerden. Deze
verhoudingen zijn niet ver van de tegenwoordige. Tegenwoordig is
Giekerk precies voor 1/3 Gereformeerd. In Oenkerk en Molenend weet ik
de verhouding van 1857 niet. Nu is zij 1:1, dus precies half om half.
Als we Giekerk als maatstaf nemen, zullen we mogen vaststellen, dat in
1857 de Gereformeerde Kerk in verhouding reeds haar huidige grootte
verkregen had. De grootte toeloop van leden is dus ongeveer voor 1857
al geschied. Nog tijdens Ds. Habbema, die in 1851 met emeritaat ging,
is dit gebeurd. Ik durf het nog niet met zekerheid te zeggen. Het kan
ook in de eerste jaren van zijn opvolger, Ds. v. Kleffens, gebeurd
zijn.
Ds. v. Kleffens deed 4 april 1852 intree in onze gemeente met een preek
over 2 Joh 4: "Het heeft mij zeer verblijd dat ik onder uwe kinderen
gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod van den
Vader ontvangen hebben". Ds. v. Kleffens stond eerst in Akkerwoude, van
daar hierheen. Ik heb eens iemand in de gemeente horen vertellen, dat
hij nog als orthodox predikant hier kwam, maar hier na verloop van tijd
vrijzinnig is geworden in de moderne zin. De orth. vrijz. richting
begint inderdaad pas zo 1860 op vele plaatsen baan te breken,
misschien zijn toen velen naar de Gereformeerde Kerk overgegaan? Ik
weet het niet.
Ds. v. Kleffens opent altijd de kerkeraadsvergaderingen met gebed. Zijn
opvolger Ds. v. Iterson (1879-1909) doet dit niet meer, meer weet ik er
niet van. Jammer dat ons geen preken van v. Kleffens bewaard zijn
gebleven.
Zo vrienden, hier staak ik onze historische wandeling! Die heeft
misschien al veel te lang geduurd. En toch zijn zo vele dingen niet aan
de orde gekomen en over vele genoemde zaken had ik graag nog meer
willen vertellen. Ik heb u nog niets verteld van de geschiedenis van de
gronden en van de bouwlanden en de meenscharren, van de wegen en de
huizen in onze dorpen.
Nog niets van de geschiedenis der States en boerderijen. En van de
kerkelijke bezittingen sinds de late middeleeuwen tot op heden. Niets
van de verkoop van de gronden in de Franse tijd en de gevolgen daarvan.
Niets van de geschiedenis der afzonderlijke kerken en kerkvoogdijen en
diaconiën sinds de Hervorming. Ik heb nog niet verklaard hoe Giekerk
aan zijn rijkdom is gekomen, terwijl Oenkerk van ouds de grootste en
meest welgestelde kerk bezat, maar dat komt wellicht een andere keer
wel.
Ik heb vanavond na een overzicht van de oudste tijden tot op de
hervorming alleen getracht iets van het geestelijke leven te laten
zien, nog maar een flits, meer niet.
Dit was voor vanavond genoeg. En het heeft ons wel wat te zeggen. 120
jaar geleden waren onze dorpen godsdienstig nog één. Die eenheid,
waarbinnen ook toen al heel wat schakering was, is nu verbroken. En
alle contact is eigenlijk weg. Nu zijn er 4 sterk gescheiden groepen of
groepjes, de Herv. Kerk, die het etiket vrijzinnig draagt, de Geref.
Kerk, de Herv. Evangelisatie, die het etiket rechtzinnig draagt en de
Geref. art.31.
Dat is een bedroevend ding, want de waarheid is één en alleen de
waarheid kan ons vrijmaken. Laat de historische herinnering aan het
feit dat we van oorsprong bij elkander horen, een aansporing zijn om
elkaar ook heden ten dage als verwanten te beschouwen en mede te werken
aan hetgeen we nu nog als een haast niet te verwezenlijken ideaal zien:
de vereniging van allen, die zich noemen naar Jezus Christus onze Heer.