GESCHIEDENIS VAN OENKERK, GIEKERK EN WIJNS
hoofdstuk 7
ds.
De Nie
8. De kerkvoogdij
van Wijns 1894 (vervolg van 6.)
Na 1894 worden de huren ietsje lager, maar niet van betekenis. Vanaf
1900 gaan ze weer sterk vooruit en springen in 1909 nog weer hoger. De
kerk blijft dus in zeer goede doen. Dat blijkt wel uit wat er gebeurt.
In 1895 komt er een nieuw uurwerk voor 525,‑ en in 1898 is het saldo
van 1894, 1000,-, al weer bereikt. Bij het feest van 1898 wordt een
gift van 20,- gegeven. In 1897 is er een nieuwe kachel van 33,-
gekomen.
Daar het de kerk zo goed gaat, is het geen wonder dat de ingezetenen
van haar verwachten dat ze ook zaken van algemeen belang "ter harte zal
nemen". "De kerk heeft wel."
Vandaar dat de Comm. v. Toezicht reeds in 1894 de kerkvoogden beweegt
om 100,- op de begroting van 1895 uit te trekken voor het voetpad
langs de Ee van Miedum naar Wijns. Uit de rekening blijkt niet dat er
iets van gekomen is. In 1898 gebeurt hetzelfde met de begroting voor
1899. Nu wordt er wel werk van gemaakt. Bedoeld is een bijdrage tot de
verbetering van genoemd voetpad. Daarvoor wordt in 1899 20,80 betaald
(bijdrage sintelpad). Maar er gebeurt meer. De eigenaars van de landen
waarlangs het pad loopt, staan aan de kerk in begin 1899 "het recht"
van onderhoud van het pad toe (sic!) en de kerkvoogden verbinden zich
jegens de gemeente tot dit onderhoud. De stukken zijn te vinden in het
notulen boek van de Comm. v. Toezicht.
Hoe de kerk er toe kwam begrijp ik niet recht. In ieder geval betekent
dit misbruik maken van kerkelijke goederen, wat nooit zou zijn
toegestaan als het beheer hier onder toezicht der Provinciale Comm.
geweest was. In later tijd zijn de trieste gevolgen ondervonden. Eén
eigenaar heeft de kerk 35,- overgedragen met de verplichting tot
onderhoud (zie notulen). Dit bedrag is in de rekening 1899 niet
verantwoord. Hebben meer eigenaren dit gedaan? Hiervan kan ik niets
ontdekken. Waarschijnlijk niet. "De kerk heeft wel!"
Het plan van 1894 luidde: "om bij voldoende samenwerking te dienen ter
verbetering van het voetpad tussen de buurt van Wijns en Miedum"
(notulen C.v.T. 7-11-1894). Waar heeft die samenwerking dan uit
bestaan? De kerk deed het later alleen. Hoe het verder gaat?
Naast kleine bedragjes in 1900 en 1901 worden in 1902
voor 32,- sintels aangeschaft. Idem voor evenveel in 1905, 1906
en 1909. Ook in 1910, maar dan mankeert er blijkbaar meer aan de
vlonders, want Schaafsma stuurt er een rekening van 62,- voor.
In 1917 wordt er een stenen pad van gemaakt, kosten 256,-. Alles door
de kerk betaald. In 1924 wordt het pad verbeterd. Kosten bedragen,
schrik niet, 682,73. De Ver. v. dorpsbelangen draagt nu 75,- bij. In
1952, nu de kerk doodarm is, plaatst de gemeente de kerk als
onderhoudsplichtige op de wegen legger. Nu zit je met de gebakken
peren....
We gaan weer terug naar 1899. Dan is er nog geen vuiltje aan de lucht.
Integendeel. De toren wordt voor 300,- opgeknapt en aan R.W. Talsma
wordt 500,- geleend. Nog is er een batig saldo van 180,-. In 1900
wordt er een bank in de kerk aangekocht. Van wie, weet ik niet. Prijs
201,-. In 1901 ontvangt de kerk een legaat van W. Talsma, groot
1000,-, dat meteen uitgezet wordt tegen 4%. Het saldo stijgt. De
sintels voor het voetpad kunnen er best af. Het kerkhof wordt in 1903
ook flink onderhanden genomen. De graven worden opgevloerd en er komt
een nieuw hek.
Als R.W. Talsma zijn 500,- aflost, plaatst de kerk in 1903 1000,- op
de R. Postspaarbank. In 1904 krijgt ook de kerk een goede beurt voor
500,-. Het saldo blijft stijgen. De sintels kunnen er wel af.
In 1907 kopen kerkvoogden nikkelen avondmaalsbekertjes, bij Niermeijer
voor 27,80. Ook een brandkast wordt voor 110,- aangeschaft. Er zijn
tegelijk grootsere plannen tot aankoop van land. In 1907-1908 gebeurt
dit voor 2450,-. Het ligt bij de Uilemeer. Het geld er voor komt van
de spaarbank (1000,-), van verkoop grootboek (680,-) en uit het saldo.
Het volgende jaar, 1909, wordt het land gedraineerd voor ruim 100,-,
ook het sintelpad krijgt weer sintels. Maar meer, de winter is streng.
Op voorstel van de Comm. v. Toezicht gaat de kerk weer diaconaal werk
doen. Er zal steun in geld en natura aan de behoeftigen worden gegeven.
In 1909 wordt voor 47,- aan vet uitgedeeld. In 1917 en latere jaren
zal de kerk opnieuw dit terrein gaan betreden.
Vanaf 1909 stijgen de gewone inkomsten beduidend (mede door het nieuwe
land). Voor het Julianafeest in 1909 wordt 25,- gegeven.
In 1910 wordt het binnenpad voor 100,- hersteld. Nieuwe kussens in de
kerk aangeschaft (70,-) en ten behoeve van de predikant 400,- betaald
(verhuizing etc.). Geen wonder dat er maar 63,- overblijft. Dit
hindert niet, want de inkomsten stijgen.
De gewone inkomsten zijn b.v.:
1889 1900 1908 1909
1910 1913 1916 1920
470 633
655
764 812 880
1037 1810
Er is in deze stijgende bloeitijd van alles mogelijk. In 1911 wordt
100,- voor het herstel van de Oenkerker pastorie gegeven, wordt voor
300,- de ene helft van de dubbele woning naast het kerkhof aangekocht,
wordt terpaarde aangeschaft en wordt flink vertimmerd. De
begrafenisvereniging krijgt 25,- renteloos. Het nadelig saldo van
1911 hindert niets. In 1912 krijgt de koster een hoger traktement en
wordt de andere helft van de woning (Wed. v.d. Let) voor 170,-
eigendom van de kerk.
In 1913 komen er weer kussens bij. In 1914 is het saldo alweer 700,-.
Ook diaconaal werk wordt gedaan: voor medicijnen, dokterskosten en
ziekenhuisverpleging van J. Bleeker wordt 80,- uitgegeven.
Al wordt in 1915 voor 400,- vertimmerd, het saldo loopt op. Als in
1916, wanneer ook het gewone inkomen weer flink oploopt, de hypotheken
worden opgevraagd, 500,- en 1000,-, kan men overgaan tot afbraak van
de pas gekochte oude huizen (brengt 27,- op) en tot nieuwbouw van een
dubbele woning voor 3150,-. Hierin zit mede een bedrag van 1000,-,
gelegateerd door J. Jongsma, voor het onderhoud van zeven graven.
Ondanks de in dit zelfde jaar gekochte nieuwe kachel (40,-) en een
gift voor de watersnood van Noord-Holland (25,-) is het saldo 700,-
gebleven!
Het hindert de kerk niets om ook het sintelpad nu eens flink aan te
pakken en er voor 250,- een stenen pad van te maken.
De kerk gaat nu helemaal zo'n beetje voor dorpsbelangen opkomen en ook
weer diaconaal werken. In datzelfde jaar 1917 worden dokterskosten
vergoed, melk voor een vrouw betaald, wat steun aan schippers gegeven
en een begin gemaakt met een vaste gift aan enige bedeelden, wat is
volgehouden tot 1933 toe (bij elkaar in 1917 66,-).
Het saldo van 1917 is toch weer ruim 100,- hoger. In 1918 weer giften
in geld en natura (vlees, melk) voor hetzelfde
bedrag.
Aan onderhoud van gebouwen wordt 450,- besteed en een 4,5% obligatie
Ned. Staat 500,- aangekocht. In 1919 geeft Wijns 100,- voor de 2e
predikantsplaats, zo ook in 1920.
In 1920 springen de ontvangsten van 1000,- op 1810,-! Daarna zakken
ze geleidelijk tot 1500,- in 1931 om dan scherp te dalen. We zitten
dus van 1920 tot 1930 op een hoogtepunt in de geschiedenis der
kerkvoogdij. Salarissen worden verhoogd. En de kerk wordt in 1920
geverfd voor 625,-, getimmerd wordt er voor 300,‑, terpaarde gekocht
voor 100,- en nog vele andere dingen (voortaan wordt o.a. het rijtuig
voor de predikant betaald) en het saldo stijgt. Ook een 100,-
scheurpremie wordt ontvangen. Het saldo loop in 1921 met 600,- op, al
wordt er 400,- vertimmerd en in 1922 voor 700,- dito. Desondanks is
het saldo dan 1125,-. Nu wordt de eerste autorit vermeld. En het
kerstfeest krijgt 30,-.
In 1923 loopt het saldo tot 2250,-. Van de pastorie wordt nu ook in de
vacaturetijd geregeld 300,- of meer ontvangen. Geen wonder dat er
animo is het voetpad in 1924 weer eens aan te pakken, maar liefst voor
een kleine 700,-! Dorpsbelangen draagt hiervoor 75,- bij. Niettemin
is het saldo nu 3000,- geworden! In 1925 wordt de bovendoorloop van de
kerk voor 900,- vernieuwd en electrisch licht aangelegd. Niettemin
stijgt het saldo tot 3230,-.
In 1926 e.v. is de boekhouding niet meer zo prima in orde. Er
verdwijnen gelden uit het saldo, zonder vermelding waar die te land
komen (2600,- in 1926, 1710,- in 1927). Waarschijnlijk worden die
apart gelegd met het oog op de R. v. Beheer. In 1927 wordt van het
fonds 2e pred. plaats 254,- terug ontvangen. Dan wordt de kerktoren,
die dringend herstel behoeft, voor 1325,- verbeterd. Ook bijbels en
gezangenboeken worden gekocht. En het volgend jaar, 1928, komt er een
nieuwe klok voor 330,- plus electrische lampen voor 225,-. Dan in
1929 wordt er voor 1000,- vertimmerd en geschilderd. Van het saldo van
1930 wordt 600,- op de bank gebracht. 1931 is het laatste jaar van de
grootste voorspoed. De crisis is gekomen: diaconaal werk wordt weer ter
hand genomen, aardappelen, turf en vet worden uitgedeeld, ja zelfs een
varken wordt geslacht. En van het saldo gaat 700,- naar de spaarbank.
Dan komt de daling van de gewone inkomsten. Een staatje:
1920 1930 1932 1933
1934 1935 1936 1937
1800 1500 1100
900 800
840 750 900
Aanvankelijk is er nog niet veel van te merken. Alleen in 1933 komt er
nadelig saldo, door een bijdrage van 260,- ringhonoraria en 80,-
tekort Heemstra State. In 1934 kost de ring 400,- en H. State 122,-.
Nu komt er een belangrijke keer in het gemeenteleven, doordat Wijns,
die tot nu toe weigerachtig is gebleven aan de R. v. Beheer te betalen,
over de brug komt. De nu al jaren opgelopen aanslag wordt betaald, maar
liefst 2350,-. Dit wordt van de spaarbank gehaald. De boekhouding laat
ons hierover in het duister. Vanaf 1935 bedraagt de jaarlijkse aanslag
van de R. v. Beheer 150,-.
Wanneer in 1937 het dakbeschot van de kerk moet worden vernieuwd
(300,-), de kerk geverfd (130,-) en onderhouden (230,-), moet er
500,- van de spaarbank worden opgenomen. In 1938 kunnen uitgaven en
inkomsten (niets bijzonders gebeurd) elkaar bijna dekken, het saldo
zakt 50,-.
Uit het kasboek vanaf 1925
1925 Opbrengst
houtkap
742,95
Opbrengst kerkelijke
omslag
178,--
Opbrengst aandeel
pastoralia
757,43
Batig
saldo
5385,565
1926 Aandeel
pastoralia
780,62
Batig
saldo
6735,915
1927
Torenherstel
3873,42
Torenuurwerk
975,--
Muren
kerk
456,30
Timmerrekening
497,97
1928 Opbrengst
houtkap
167,30
1931 Een gedeelte der bruggeplekken aan A.W. de Boer
voor 450,-
1932 Aandeel in de oprichtingskosten Heemstra
State
21,30
1933 Aandeel verlies exploitatie Heemstra
State
177,10
1934
idem
260,80
Enkele gegevens kerkvoogdij Oenkerk ongeveer vanaf 1930
De gemeente Oenkerk was Vrijzinnig Hervormd. In de Trijnwouden en in
Lekkum en Miedum woonden ook rechtzinnige lidmaten of ze kwamen er
wonen.
Omstreeks de
jaren is
door deze rechtzinnige lidmaten dezer gemeenten een
evangelisatievereniging opgericht die hun samenkomsten hielden in een
gebouw aan de Rinia v. Nautaweg no. 52. In de lidmatenvergadering van
december 1942 komt voor het eerst de evangelisatie ter sprake, n.l. of
het ook mogelijk is om speciaal voor de rechtzinnigen eens een
kerkdienst te houden. Er wordt uitvoerig over gesproken. Is er van
beide kanten genoeg verdraagzaamheid?
Men is uiteindelijk van mening dat het aantal te klein is voor het
houden van kerkdiensten.
In de vergadering van lidmaten van december 1952 wordt door een lid van
de evangelisatie naar voren gebracht of het ook mogelijk is dat zij
verlaging van hun kerkelijke aanslag krijgen in verband met het feit
dat zij zelf ook belangrijke kosten hebben. Men meent hier niet op in
te kunnen gaan. Men is tenslotte lidmaat van een kerk. Wel kwam naar
voren om zoveel mogelijk geestelijk contact te onderhouden of te
scheppen.
In de vergadering van december 1956 wordt een schrijven behandeld van
de evangelisatievereniging met het verzoek om teruggaaf van de
hoofdelijke omslag aan de vereniging of aan de betreffende lidmaten
persoonlijk. De vergadering staat nog op het standpunt om hier niet op
in te gaan, hoewel men wel het standpunt inneemt dat er contact moet
blijven met de evangelisatie.
In de jaren 1956-1960 is er regelmatig contact geweest tussen de
gemeenten Giekerk, Oenkerk en Molenend enerzijds en de
evangelisatievereniging anderzijds. In Oenkerk is een begin gemaakt in
de vorm van het beschikbaar stellen van het kerkgebouw voor vier
sacramentsdiensten per jaar voor de evangelisatie. Er zijn
verschillende keren brieven gewisseld. Hier volgt een schrijven van de
evangelisatievereniging.
34 belijdende lidmaten uit Lekkum e.a.,
Oudkerk e.a., Oenkerk e.a. en
Giekerk e.a., allen zich rekende tot de rechtzinnige modaliteit,
verklaren dat zij zich niet kunnen verenigen met de prediking ter
plaatse. Zij trachten hun geestelijk voedsel langs een andere weg te
vinden en menen dat dit gebeurt in gehoorzaamheid aan de Heilige
Schriften overeenkomstig de eenmaal afgelegde belijdenis des geloofs.
Dit vraagt van hen grote financiële offers, weshalve zij de kerkvoogden
en notabelen vragen om de hoofdelijke omslag welke zij moeten betalen
te verlagen met tenminste 50% of meer. Deze 50% zal dan wel door de
kerkvoogdij moeten worden geïnd, doch daarna afgedragen aan de
evangelisatievereniging.
Eben Haezer te Oenkerk.
Afschrift van deze brief is gezonden aan de Vereniging van
Kerkvoogdijen Afdeling Friesland, aan het Moderamen der Prov. Kerkverg.
Tietjerksteradeel en aan de Classis Evangelie Commissie.
Nadat er verschillende contacten geweest zijn volgt hier een schrijven
van de kerkeraad Oenkerk waarin het gaat om de volgende punten:
a. Zes kerkdiensten in overleg
met het bestuur der
evangelisatie-vereniging, dus zowel voor het vrijzinnige als het
rechtzinnige deel van de gemeente. In drie gaat de
plaatselijke
predikant voor, in de andere drie een rechtzinnige predikant (geen
godsdienstleraar of dergelijke), welke wordt gevraagd in overleg tussen
bestuur en kerkeraad.Deze diensten worden op
zondagmorgen gehouden. Alle onkosten komen voor
rekening van de betreffende kerkvoogdijen. Wanneer deze diensten
worden
gehouden mag er geen dienst zijn in het evangelisatiegebouw.Beide
partijen zullen zoveel mogelijk hun leden
opwekken deze
diensten
te bezoeken.
b. Op de middagen van de zes zondagen waarop deze diensten worden
gehouden, stelt de kerkvoogdij ter plaatse wederom
het kerkgebouw ter
beschikking van de kerkeraad, om daarin een dienst te beleggen waarbij
een rechtzinnige predikant
voorgaat, die door de kerkeraad wordt
gevraagd in overleg met het bestuur der evangelisatievereniging. Deze
onkosten worden gedragen door de
betreffende kerkvoogdijen, behalve het
honorarium van de predikant, dat voor rekening van de
evangelisatie
komt (dit is later ingetrokken). Dan zal er ook geen dienst zijn in het
evangelisatiegebouw.
c. De vier sacramentsdiensten met een rechtzinnige voorganger die
de
kerkeraad tot nog toe belegde in Oenkerk, worden
voortaan twee diensten
gehouden in Oenkerk en twee diensten gehouden in Giekerk. De regeling
van de onkosten blijft zoals het
nu is, n.l. voor rekening van de
betreffende kerkvoogdijen ter plaatse.
d. In bovengenoemde twaalf diensten en
vier sacramentsdiensten worden de
gewone inzamelingen gehouden. Extra
inzamelingen en mededelingen en
afkondigingen worden in onderling overleg vastgesteld.
e .Er zullen dus, indien het bestuur van de
evangelisatievereniging
hiermee accoord kan gaan, 13 diensten per jaar onder
leiding van een
rechtzinnige predikant en verantwoordelijkheid van de kerkeraad zijn,
en drie gezamenlijke diensten van
eigen predikant, waarvan alle kosten
komen voor rekening van de betreffende kerkvoogdijen.
f. De kerkvoogdijen besloten om het verzoek om reductie op de
hoofdelijke omslag, welke was aangevraagd en waarover
een bespreking
heeft plaatsgehad in de gehouden vergadering van 7 september jl., niet
in te willigen in de vorm waarin de
lidmaten dit vragen, maar in
bovengenoemde vorm.
Zij vonden de bovengenoemde vorm juister en
waardiger.
g. Dit plan, mocht uw bestuur ermee accoord gaan, is dan voorlopig
voor
een jaar.
h. Indien uw bestuur in hoofdzaak hiermee accoord kan gaan kunnen
verdere besprekingen volgen.
i. De kerkeraad kan niet ingaan
op het verzoek om de vrouwelijke
ambtsdrager geen dienst te laten doen in de
gemeenschappelijke
diensten. Wij begrijpen uw bezwaren, maar menen ook van uw zijde begrip
te mogen vragen voor de bezwaren van onze kant om de
vrouw uit het ambt
te weren.
Naar aanleiding van dit schrijven zijn door het bestuur van de
evangelisatievereniging drie bezwaren naar voren gebracht, n.l.:
1. De vrouw in het ambt.
2. De collecten alleen voor de vrijzinnigen.
3. Dat de heer De Vries niet als voorganger mag optreden.
Er zal binnenkort weer vergaderd worden. Na verschillende besprekingen
is men het eens geworden: voorlopig voor 1 jaar met elkaar in zee gaan.
Aan de kerkeraad zullen 4 rechtzinnige leden worden toegevoegd. De
bevestiging zal plaats hebben door Ds. Gietema in samenwerking met Ds.
De Jong van Birdaard, de nieuwe voorganger van de evangelisatie.
Na een paar jaar met elkaar te zijn opgetrokken, ongeveer als hiervoor
aangegeven, komt er in zover verandering dat de diensten van de
evangelisatie alleen of in de kerk te Giekerk of in de kerk te Oenkerk
zullen worden gehouden. De kosten uit deze diensten voortvloeiende
zullen door de evangelisatie worden gedragen. Er wordt gerekend op twee
keer 28 diensten per jaar.
Ongeveer twee keer 16 zondagen moet de kerk extra verwarmd worden, waar
dan het werk van de kosters voor kachel aanzetten, kerk schonen enz.
bijkomt. Eén en ander wordt berekend op 920,-of 460,- per
kerkvoogdij, maar men is van mening op dit bedrag f 100,- per
kerkvoogdij reductie toe te passen, omdat de lidmaten aangesloten bij
de evangelisatie ook hun hoofdelijke omslag betalen. Uiteindelijk is
het bedrag teruggebracht op 305,- per kerkvoogdij. (Dit bedrag is 3
jaar betaald.)
Maar er voltrekken zich veranderingen. Ds. De Jong van Birdaard is
vertrokken naar Meppel. Ds. Van de Lee van Rijperkerk gaat met
emiritaat. Met de kerkeraad van Rijperkerk is contact geweest om, als
er een andere predikant te Rijperkerk zou worden beroepen, de
mogelijkheid onder ogen te zien dat die dan het pastoraat van het
rechtse deel van onze gemeente op zich nam.
Deze besprekingen hebben resultaat gehad. De kerkvoogdij Oenkerk,
Giekerk enz. zal van verschillende uitgaven van de predikantsplaats
Rijperkerk 3/7 deel voor hun rekening nemen, terwijl de predikant
verschillende diensten op de zondagen verzorgt en enkele dagen per week
beschikbaar is voor de lidmaten in deze gemeente die dit op prijs
stellen.
Een bepaald percentage van het bedrag dat door de kerkvoogdijen aan
Rijperkerk wordt betaald, wordt door de evangelisatievereniging
vergoed.
Ook dit loopt enkele jaren, totdat de evangelisatie en het andere deel
van de gemeente financieel wat de kosten betreft samensmelt.
Ik ben er van overtuigd niet volledig geweest te zijn, misschien
doordat alles zo vaak veranderde. Ook heb ik wel enkele aspecten over
het hoofd gezien.
De begraafplaats
't Hôf te Oenkerk
Lange jaren was Auke Douma koster en verzorger der begraafplaats.
Wegens hoge leeftijd bedankt de heer Douma in 1946 voor deze functie.
In zijn plaats wordt uit 4 sollicitanten benoemd de heer W. Miedema,
die koster grafverzorger is van mei 1946 tot 1 maart 1949.
Dan komt in zijn plaats D. Wesselius die deze taak waarneemt tot mei
1962, waarna J. Pietersma deze taak overneemt tot 31 december 1963.
Daarna Kl. Veenstra, de tegenwoordige koster grafverzorger.
In 1944 worden de eerste bomen op het kerkhof door de iepziekte
aangetast. Deze bomen zijn welkom voor de kachel in de kerk
(brandstofschaarste), maar plantgoed voor nieuwe aanplant is niet te
krijgen. In 1955 worden trouwens alle iepenbomen (aan de
noordzijde) verkocht aan een
houthandelaar uit Sneek voor 2500,‑. Dit was een
groot bedrag toen. Nu werden wel nieuwe bomen geplant.
Maar nu is er een ander probleem. Reeds in 1943 komt het plan
uitbreiding begraafplaats ter sprake, ook wordt er over gesproken een
jaarlijkse onderhoudsbijdrage per graf te vragen. In Giekerk is dit al
enkele jaren ingevoerd.
In 1944 komt weer de schaarste aan graven naar voren. Momenteel kunnen
geen twee graven naast elkaar worden uitgegeven. Men wil graag
uitbreiden, maar eerst moet de oorlog afgelopen zijn.
Na afloop van de oorlog is geprobeerd zo spoedig mogelijk tot
uitbreiding te komen. Contacten met Burgerlijke Gemeente, Heidemij,
Prov. Bestuur en Rijksinstantie zijn uiteindelijk begonnen. Aan
subsisie is van Rijkswege ontvangen 2121,90, van de
gemeente Tietjerksteradeel 819,-. De totale kosten waren
5685,78, zodat voor de eigen gemeente 2744,88 overbleef.
Bij de Hervormde Gemeente Giekerk is een lening
aangegaan van 2500,- tegen een rente van 2,5% per jaar. Vanaf 1949 is
voor de begraafplaats een exploitatie opgezet ervan uitgaande dat de
begraafplaats zichzelf moest bedruipen.
Deze exploitatie is lange jaren door A. Veenstra verzorgd. In 1949
heeft er een herziening van het grafregister plaatsgevonden, dat zo
ongeveer een batig saldo van 1000,- opleverde. Vanaf 1949 tot en met
1966 is er van de begraafplaats Oenkerk een exploitatierekening die
door kerkvoogden gecontroleerd wordt.
Vanaf 1966 tot 1974 is de rekening der begraafplaatsen opgenomen in het
samengaan van de kerkvoogdijrekeningen Oenkerk e.a.
Nu, 1973, is van de drie begraafplaatsen Oenkerk, Giekerk en Wijns elk
een afzonderlijke berekening opgezet.
In 1964 heeft er weer een herziening van het grafregister plaatsgehad
en in 1966 in Wijns. Hierna werd in Oenkerk en Wijns, evenals in
Giekerk al plaatsvond, een bedrag per graf voor onderhoud van graf en
begraafplaats geheven.
Restauratie kerk
Oenkerk
In de verschillende kerkelijke vergaderingen kwam zo nu en dan
opknappen of restaureren van de kerk ter sprake. Om voor subsidie in
aanmerking te komen zou het laatste moeten gebeuren. In 1961 werd
besloten een boekje restauratie fonds kerk te openen. Van het saldo
kerkerekening 1960 werd 500,- op dit boekje gestort, terwijl van
gemeenteleden en belangstellenden reeds enkele flinke bedragen
waren binnengekomen, zodat men met een
bedrag van 1000,- op dit boekje kon starten.
Ook werd in 1960 besloten om een drietal kerken die of opgeknapt of
gerestaureerd waren te bezoeken. Dit waren Blija, Tjummerum en Ried. De
genoemde kerken werden bezocht door een commissie uit de kerkeraad,
kerkvoogden, notabelen en gemeenteleden, in januari 1961.
In 1961 wordt contact opgenomen met de restauratiecommissie van de
Vereniging van Kerkvoogdijen in Tietjerksteradeel. Hier kwam contact
met Monumentenzorg uit voort, er kwamen besprekingen over mogelijke
subsidiebedragen. Onze kerk komt op de voorlopige lijst van
Monumentenzorg. Dan wordt in de kerkvoogdij en notabelen vergadering
van november 1962 naar voren gebracht dat van het Rijk bericht is
binnengkomen dat voorlopig geen subsidie verstrekt kan worden. Men gaf
de raad om het in 1964 nog maar eens te proberen. Wel werd aangeraden
om toch maar met de restauratie te beginnen, maar dan wel onder
toezicht van Monumentenzorg. Er wordt besloten om toch maar tot 1964 te
wachten, nu te beginnen leek te riskant. Wel zijn er door
architectenbureau Vegter aan de binnen- en buitenkant der kerk
opmetingen verricht, maar gezien het feit dat de subsidie nog volkomen
in het duister lag durfde men niet verder te gaan.
In haast elke vergadering van kerkvoogden en notabelen en van lidmaten
kwam de toestand van het kerkgebouw ter sprake. Verscheidene plannen
werden gemaakt, tijdelijk opknappen, vrijwilligers inschakelen enz.
De grote teleurstelling was wel dat 1964 nog niet de oplossing bracht,
daar men van Rijkswege liet weten dat de mogelijkheid subsidie te
krijgen nog lang niet in zicht was.
De pastorie van
Oenkerk
De pastorie van Oenkerk is niet een oud gebouw. De tegenwoordige
pastorie is gebouwd in 1828. Als men vanuit het zuiden Oenkerk
binnenkwam was de pastorie een blikvanger die het dorpsbeeld beheerste,
en in de vroegere jaren was de pastorie voor een predikantsgezin een
woning waar men gaarne woonde. Maar daar de pastorie een groot gebouw
was werd het in de jaren na de tweede wereldoorlog met het op alle
terreinen duurder wordende leven, steeds moeilijker om zo'n groot
gebouw te bewonen. Bij wisseling van predikant kwamen dan ook vaak
bezwaren van een nieuwe predikant om zo'n groot gebouw te bewonen en in
te richten. Ook van de kant van de betreffende gemeente bracht het
onderhoud en het wisselen van een predikant vaak grote financiële
offers mee.
Om nu bij onze eigen pastorie terug te komen het volgende.
In de jaren 1928 tot 1933 was Ds. F.C. de Vries de predikant hier,
alleen voor Oenkerk.
In de jaren daarvoor, in de laatste jaren van de periode van Ds. De
Baan, is de Raad van Beheer ingesteld, de latere Raad van de
Predikantstraktementen. De gemeenten die hieraan niet bijdroegen, dus
weigerachtig waren hun aanslag te betalen, konden bij vacature van de
predikantsplaats geen nieuwe predikant beroepen. Oenkerk betaalt wel,
Giekerk en Wijns niet.
Dit had tot gevolg dat in 1928 Ds. De Vries alleen voor de gemeente
Oenkerk werd beroepen, maar Oenkerk en Giekerk hielden voor die tijd
meestal hun vergaderingen in het gemeentegebouw van Giekerk.
Waarschijnlijk is de samenwerking een tijd lang wat stroef verlopen,
want bij de komst van Ds. De Vries is een kamer en kleine slaapkamer
van de pastorie ingericht voor vergaderlokaal en opbergruimte voor al
de verschillende kerkelijke activiteiten. Het betrof de noordwesthoek
van de pastorie. Aan de noordkant werd een aparte uitgang met portaal
gemaakt. Alzo twee vliegen in één klap. Ds. hoefde dat gedeelte niet in
te richten en voor de verschillende activiteiten was onderdak. Bij de
intrede van Ds. Zeilstra is dit weer ongedaan gemaakt.
Door het vertrek van Ds. Strikwerda naar Nieuwehorne komt ook weer de
kwastie pastorie aan de orde. Er is de laatste jaren wel het
noodzakelijke onderhoud in de pastorie geweest, maar de kerkvoogden
zijn er wel van overtuigd dat, zal de pastorie aangepast worden aan de
eisen die men tegenwoordig aan een moderne woning stelt, het er nog een
pastorie bij kost.
Toen men dan ook vernam dat de P.T.T. in Oenkerk zocht om een terrein
voor een nieuw te bouwen postkantoor voor de Trijnwouden, werd het plan
geopperd: misschien is dit onze kans om de kosten van een nieuw te
bouwen pastorie boven water te krijgen.
Er werd besloten om eerst eens een informatief gesprek met de
Burgemeester te hebben. Dit gesprek heeft plaatsgehad en via dit
onderhoud is er contact met de P.T.T. geweest. Men heeft het geheel in
ogenschouw genomen en meende eerst wel interesse te hebben, doch na
bezichtiging van hogere instantie zag men er toch van af.
Hoe nu verder? Enkele predikanten die benaderd zijn stellen het wonen
en werken in de oude pastorie wel op prijs, anderen beslist niet. Nu
komt iets naar voren dat eigenlijk de zaak naar een oplossing brengt.
Van de kant van B en W is een schrijven ontvangen dat bij nader inzien,
in verband met het uitbreidingsplan en de wegomlegging of verruiming,
de pastorie zal moeten verdwijnen.
Nu wordt met B en W, toch in hoofdzaak met de Burgemeester,
onderhandeld over overname door de Burgerlijke Gemeente van de
pastorie. Na verschillende mislukkingen komt men eindelijk tot
overeenstemming. Na taxatie van wederzijdse deskundigen wordt het
bedrag van pastorie met tuin uiteindelijk 47000,-.
Maar nu, in de tijd van onderhandelen over de oude pastorie, zijn
besprekingen in de colleges gevoerd over waar een nieuwe pastorie. Het
plan om op het z.g. "Rijpke Fintsje" te bouwen kan na verschillende
bezwaren de goedkeuring verwerven. Ook de inmiddels beroepen predikant
kan hier mee instemmen.De plannen aangaande een nieuwe pastorie heeft
heel wat besprekingen
gevraagd. In de eerste plaats met het nieuwe predikantsechtpaar en
uiteraard ook tussen de verschillende kerkelijke colleges.
De bouwkundige Sikma van Leeuwarden werd in de arm genomen om een plan
te maken. Als basis had men een bedrag in het
hoofd
van 70000,- tot 75000,-. Door Sikma zijn vier verschillende
ontwerpen gemaakt, doch deze konden
de eindstreep niet halen. Daarna is de bouwcommissie ingeschakeld van
de landelijke vereniging
voor kerkvoogdijen. Vijf of zes ontwerpen of tekeningen van soms reeds
gebouwde pastorieën
slaagden ook niet uitkomst te brengen. Het zat muurvast, totdat
eindelijk een tekening van een reeds in Rijperkerk gebouwde pastorie
uitkomst bracht.
Dit was een plan van architect Teeuw van Leeuwarden. Door twee
aannemers is onder architect Teeuw op deze aanbesteding ingeschreven,
n.l. Fa. Koster van Rijperkerk en A.P. Douma van Oenkerk. Deze was de
laagste inschrijver voor 74990,-. Met de verschillende
bijkomstigheden, architectkosten, grondaanvoer, tuinaanleg enz. enz.,
denkt men op een bedrag van om en nabij de 90000,- te komen. De
financiën zijn uiteraard het grote probleem. De koopsom van de oude
pastorie van 47000,- is de eerste inbreng. Verder denkt men 32000,-
te lenen van pastoralia. Door verkoop van pastorieland voor het
uitbreidingsplan aan de Burgerlijke Gemeente is dit mogelijk.
Kerkvoogdij
Oenkerk (algemeen)
In het verslag over de pastorie hebben we kunnen zien dat de
vergaderingen enz. gehouden werden in een deel van de pastorie. Na die
tijd zijn de vergaderingen van kerkvoogden en notabelen verscheidene
jaren gehouden in de huiskamer van de Fam. Oostwoud (Roel en Griet).
Dit is het huis Wijnzerdijk 2 waar nu Cafetaria van B. Dijkstra in
gevestigd is.
Toen in 1939 een nieuwe organist(e) benoemd moest worden waren er drie
gegadigden (vacature D. Kinderman). De gegadigden waren Mej. W.
Zuiderveld en de heren B. de Jong en G. Sierksma.
Men kwam er niet uit. Om er toch uit te komen werd een commissie voor
beoordeling benoemd, n.l. de heren Jannes, Zijlstra en Riemersma,
waarop die de sollicitanten een proeve van bekwaamheid lieten afleggen.
Benoemd werd B. de Jong. De beloning was 55,- per jaar.
1939. De boekhouder wordt opgedragen een inventaris op te maken van de
bezittingen der kerkvoogdij. In de vergadering van 20 oktober 1939
wordt Ds. Zeilstra 50,- voor tuinonderhoud toegezegd. In dezelfde
vergadering was een schrijven binnengekomen van de
vereniging van kerkvoogdijen dat de belasting op goederen in de dode
hand is afgeschaft.
1940. Ds. Zeilstra is tot de ontdekking gekomen dat Mr. Lokman sedert
jaren 2 pondemaat land van de pastorie verhuurt, terwijl de pastorie
daarvan grond- en waterschapslasten betaald. Nadat bij het kadaster
navraag heeft plaatsgevonden blijkt dit inderdaad het geval en wel
ongeveer 1,5 pondemaat. In het verre verleden was dit een poel die aan
de ene kant het eigendom van de van Sminia's (later Lokman) was en aan
de andere kant van de pastoralia. Toen alles in waterschapsverband
werd opgenomen is een tochtsloot (waterlossing) door de poel gegraven.
Doordat die te weinig rekening met de juiste grens in de poel hield is
een strook aan de verkeerde kant gekomen. Dit geval was allang
verjaard. Naar ik meen zijn de grond- en waterschapslasten door Mr.
Lokman terugbetaald.
1942. Er wordt besloten de gebouwen tegen oorlogsschade te verzekeren
bij de Oude Tietjdeel. In tegenstelling met de brandverzekering ook de
funderingen, daar die bij bominslag ook verwoest kunnen worden.
Maart 1943. Woensdag 24 maart zijn de beide klokken op bevel van de
Duitse weermacht uit de toren gehaald.
Maart 1944. Er zijn circulaires binnengekomen waarin richtlijnen worden
verstrekt hoe in geval van evacuatie te handelen met oude kerkelijke
gegevens en archieven. Zoals voorheen gebruikelijk, zal het avondmaal
weer op de avond van Goede Vrijdag worden gehouden, maar de ramen
moeten dan wel verduisterd worden.
Oktober 1944. Na acht uur 's avonds mag niemand zich meer buitenshuis
bevinden. Enige tijd geleden zijn door Duitse soldaten de klokketouwen
uit de
toren gehaald, zonder kennisgeving uiteraard. Over het motief kan men
alleen maar raden.
December 1944. Als er nog electrische stroom is zal er op
Oudejaarsavond een dienst worden gehouden. Deze zal dan gehouden
worden van 6.30 uur tot 7.30 uur, omdat de spertijd om acht uur ingaat.
April 1945. Vergadering kerkvoogden om 10 uur vanwege
uitzonderingstoestand (hoe lang nog?). Door de gebrekkige
postverbindingen zijn er geen ingekomen stukken.
Door de geëvacueerde Rooms-Katholieken wordt voor hun
godsdienstoefeningen gebruik gemaakt van ons kerkgebouw en van de
gereformeerde kerk.
November 1945. Met het bestuur van de Gereformeerde Kerk is gesproken
over vergoeding die zij hiervoor moeten afdragen. Dit is voor onze kerk
bepaald op 75,-. Van de beide weggehaalde klokken is er één terug.
Hij kon niet direct geplaatst worden, omdat de haken verdwenen waren.
Hiervoor moest bronslegering gebruikt worden en dat was nog niet te
krijgen.
1947. Het boekwerk, Het verzet der Nederlandse Hervormde Kerk (2
delen), wordt aangeschaft. Verzoek van de Bond van Coöp.
Zuivelfabrieken in Tietjerksteradeel om in de zuidmuur van de kerk een
borstbeeld van Th. M. Th. van Welderen Baron Rengers aan te brengen.
Geen bezwaar, maar eerst wel zich in verbinding stellen met
Monumentenzorg.
November 1947. Van de Schade Enquête Commissie te Leeuwarden is bericht
binnengekomen dat voor de geroofde en niet teruggekomen klok een bedrag
van 1856,25 bij de Herstelbank te 's Gravenhage is gedeponeerd en zal
worden uitbetaald wanneer door kerkvoogden een nieuwe is aangeschaft.
Daar de bedragen die beschikbaar waren lang niet toereikend waren voor
aanschaf van een nieuwe klok is men hier later op teruggekomen en mag
het genoemde bedrag nu ook gebruikt worden voor herstelwerkzaamheden
van kerk en of toren (schrijven van juli 1957). Deze gelden zijn in
1957 en 1958 gebruikt voor reparatie aan luidklok,
preekstoel, buitenom verven van het kerkgebouw, nieuwe goten en nieuwe
gordijnen. In de tien jaar was het bedrag opgelopen met rente tot
2471,74. Hierbij kwam nog van de Vrijzinnige Vereniging 100,-. Men
kon weer even vooruit.
1948. Er wordt van de kerkvoogdij Giekerk 1500,- geleend (waarde der
stukken was 9550,-).
1951. De waardestukken 2,5% Grootboek Nationale Schuld worden
ingewisseld, de opbrengst was 6559,50. Hiervan is 2000,- in de 4%
lening Tjallingahiem geplaatst en 4000,- in de 4,25% Woning
bouwlening.
1952. Al verschillende jaren is er een nadelig saldo bij de
kerkvoogdij. Om hier verbetering in te brengen wordt er een lammeren
weid actie op touw gezet, terwijl aan lidmaten en belangstellenden een
extra bijdrage gevraagd wordt. De lammeren actie bracht 325,80 op
(nog niet geheel binnen). Als extra bijdrage kwam 529,80 binnen. Alzo
855,60, een mooi resultaat.
1948. Door de ring Bergum is de gemeente Huizen geadopteerd voor
herstel oorlogsschade. De gemeente Oenkerk was hiervoor aangeslagen
voor 800,-. De collecte in 1948 voor dit doel gehouden bracht
ongeveer 750,- op.
1949. In de gemeente Oenkerk is een hoofdelijke omslag voor het
instandhouden van de eredienst. Door de slechte uitkomsten der
kerkelijke financiën wordt besloten de
te heffen omslag voor de hoofdelijke omslag te verhogen van 0,5% naar
1% van het zuiver inkomen der lidmaten. In de decembervergadering van
1949 wordt het volgende besloten. Daar
voor de lagere inkomens de voornoemde verhoging van 0,5% naar 1%
moeilijkheden meebrengt, wordt besloten om de inkomens van
1000,- en minder op 0,5% te handhaven en die van 1000,-tot 2000,-
op 0,75% te brengen.
1950. Het torenuurwerk laat het weer zitten, nu in reparatie bij Fa.
Wielinga te Franeker.
1951. Na verschillende haperingen loopt het uurwerk nu toch weer .
Het zinken dak van de pastorie is door een mastiekdak vervangen.Door de
hoge prijzen die momenteel voor oud zink gelden kon dit
met gesloten beurzen gebeuren.
1952. Herziening heffing hoofdelijke omslag. In het maandblad van de
vereniging van kerkvoogdijen is een z.g.
glijdende schaal voor de hoofdelijke omslag opgesteld. Na voorbeelden
uitgewerkt te hebben en in de lidmatenvergadering besproken, werd
besloten deze schaal toe te passen. Hierin is verwerkt een aftrek voor
levensonderhoud, een heffingsfactor, een vermenigvuldigcijfer en
kinderaftrek. In de zestiger jaren is deze schaal ook door Giekerk
overgenomen.
Tot 1973 in deze regeling van kracht geweest.
1952. Van kerk en kerkhof zijn luchtfoto's gemaakt. Een deel ervan zijn
nog voor belangstellenden beschikbaar à 1,- per stuk.
Door Freule C. v. Welderen Baronesse Rengers is een bedrag
van 150,- beschikbaar gesteld voor het schilderen der wijzerplaten.
De Freule woonde vroeger op Stania State thans Leeuwarden. Het bedrag
werd met dank aanvaard, maar het bleek dat door het steigeren om de
wijzerplaten het bedrag niet voldoende was. Men wilde toch deze
gelegenheid niet voorbij laten gaan en plaatste daarom voor dit doel
ook nog eenzelfde bedrag op de begroting.
1953. De kerkvoogden krijgen vrij mandaat voor het aanschaffen van een
installatie voor slechthorende. Dit is wel doorgegaan. Drie of vier
personen konden hier gebruik van maken. Het was geplaatst in de bank
achter het vierkant. Het is geen succes geworden, er haperde vaak iets
aan. Het heeft eigenlijk nooit goed gewerkt.
1954. Door Ds. De Nie wordt het volgende meegedeeld. Tot nu toe mocht
een predikante geen avondmaal leiden, nog een doop bedienen. Van de
Synode gaat nu de gedachte uit, dat een predikante ook deze handelingen
mag verrichten, en dat de vrouw ook voor het ambt van ouderling of
diaken in aanmerking zou kunnen komen. Er ontspon zich een levedig
gesprek over het kerkelijke leven, jeugddiensten, gezinsdiensten enz.
1955. Verschillende keren is er gesproken over het aanbrengen van een
electrische luidinstallatie. Er worden inlichtingen ingewonnen bij
kerkvoogdijen waar zo iets reeds geplaatst was. De inlichtingen waren
niet ongunstig, maar de kosten wel. De grootste kosten waren het op
kogellagers moeten lopen van de klok. Men zag er van af.
1957. In 1957 komt het punt grondrente ter sprake, ook wel grondpacht
of erfpacht genoemd. Het is een altijd durende rente die bij verkoop
van de grond hierop is vastgelegd. Bij erfpacht wordt de grond niet
verkocht, alleen het gebruik ervan, en grondpacht bestaat niet.
Grondrente is heel oud en gaat om hele kleine bedragen, vanaf 25 cent
via 56 cent oplopend, afhankelijk van de grote van het betreffende
perceel, tot 4,50.
Deze kleine bedragen brengen in deze tijd meer kosten, aan
administratie en ophaal, mee dan voordeel.
In de jaren na 1964 is men langzamerhand begonnen de grondrente, die de
laatste tijd bestond uit twaalf posten van een gezamenlijk bedrag van
19,88, te laten afkopen.
De grondrentebetalers zijn, op één na, allen er toe overgegaan om 20
keer het verschuldigde bedrag te betalen, waarna de grondrente werd
doorgehaald. Het niet betaalde betreft 1,-.
1958. Bij Niermeijer zijn 26 nieuwe avondmaalbekertjes aangeschaft.
De slordige vensterbanken in de kerk komen weer ter sprake. Wat is
hiervoor de oplossing? Later zijn er tegels aangebracht.
De studeerkamer in de pastorie is opgeknapt, het plafond kwam naar
beneden.
Er is in de pastorie een douche aangebracht.
1959. Al enkele jaren komt in de kerkvoogdijvergaderingen ter sprake de
verdeling van de lasten die op de predikantsplaats Oenkerk, Giekerk en
Wijns drukken. Doordat de lasten steeds hoger worden, b.v. de aanslagen
Raad van de Predikantstraktementen, Raad van de Pensioenen en het
Predikantstraktement zelf, bijdrage Quotum enz. enz., kwamen er steeds
meerdere en grotere verrekenposten.
De bezittingen van de kerkvoogdijen zijn zeer verschillend, het aantal
lidmaten is ook verschillend. Lange jaren was de verdeelsleutel van
Giekerk 60%, Oenkerk 25% en Wijns 15% in gebruik.
Giekerk vond het percentage van 60% te hoog. In 1958 kwam men overeen
om door deskundigen aan de hand van de gegevens over de laatste twee
jaren, te laten vaststellen wat de juiste verdeling zou zijn. Voor
kerkvoogdij Oenkerk en Wijns was de Coop. Centrale Landbouw Boekhouding
C.C.L.B. in Leeuwarden aangezocht, terwijl voor Giekerk zou optreden de
heer Dijkstra, accountant te Leeuwarden.
Hierover is een uitgebreid rapport opgesteld. Men kwam tot de conclusie
dat verschillende gegevens moeilijk te vergelijken waren omdat de
verhoudingen bezittingen en lidmaten en eigen kosten en lidmaten allen
verschillend waren.
Aan de hand van de berekeningen kwam voor 1958 als billijk voorstel uit
de bus Giekerk 62,5%, Oenkerk 22,5% en Wijns 15%. Er werd uitdrukkelijk
bij vermeld dat dit voor 1958 was vastgesteld, omdat niet was te
voorzien wat in de volgende jaren de percentages moesten zijn.
In de jaren na 1958 is men, tot de eenwording van de kerkvoogdijen in
1966, weer uitgegaan van de percentages 60, 25 en 15.
(Er moet hier nog vermeld worden dat door aandringen van Giekerk men in
1956 en 1957 van de oude percentages was afgeweken, voor die jaren was
men uitgegaan van 50, 35 en 15.)
1962. Wijlen Jonkvrouw C.C.A.A. van Welderen Baronesse Rengers vermaakt
aan de kerkvoogdij 1000,- vrij van rechten.
Met hartelijk dank aanvaard.
Er waren drie afzonderlijke Hervormde Gemeenten, n.l. Oenkerk Molenend,
Giekerk en Wijns. Daaruit volgde dat er ook drie kerkvoogdijen waren,
maar maar één predikantsplaats.
In de jaren zestig stapelde de gezamenlijke verrekenposten zich steeds
meer op.
Bij het houden van de gezamenlijke vergaderingen kwam verscheidene
keren naar voren: kunnen we niet beter één kerkvoogdij hebben.
Eén gemeente was nog niet mogelijk, want aan het stichten van een
nieuwe gemeente was aansluiting bij de nieuwe kerkorde verbonden en
daar waren deze gemeenten nog niet aan toe.
In mei 1966 is dan alles zo geregeld dat de lidmaten kan worden
voorgelegd hoe men de regeling van éénwording kerkvoogdijen probeert
gestalte te geven.
1. De bezittingen van de drie kerkvoogdijen worden bij elkaar gevoegd.
2. Er wordt een nieuw reglement opgesteld op het beheer van de
kerkelijke goederen en fondsen van Giekerk, Oenkerk en Wijns.
In dit reglement wordt o.a. vastgelegd de verkiezing
van notabelen en
kerkvoogden.
Het college van Toezicht (notabelen) bestaat uit 7 of 9 leden. Indien
het 7 is dan 3 uit Giekerk, 3 uit Oenkerk Molenend en 1 uit Wijns.
Indien het uit 9 bestaat dan 4 uit Giekerk, 3 uit Oenkerk Molenend en 2
uit Wijns.
Het college van kerkvoogden bestaat uit 3 of 5 leden. Bij 3 uit elke
voormalige gemeente 1. Bij 5 2 uit Giekerk, 2 uit Oenkerk Molenend en 1
uit Wijns. De bepalingen omtrent de hoofdelijke omslag en de
begraafplaatsen worden bij afzonderlijk reglement vastgesteld.
Wat Oenkerk betreft is in de lidmatenvergadering van 10 juni 1966
hierover beslist en met algemene stemmen aangenomen. Daardoor was de
afzonderlijke kerkvoogdij Oenkerk opgehouden te bestaan.